
Fort Nassau
Berbice als plantagekolonie werd in 1627 gesticht door de Zeeuw Abraham van Peere. De rivier Berbice ligt iets ten westen van Suriname, in het huidige Guyana. In de loop van de 17-de eeuw werd fort Nassau aangelegd, 80 km landinwaarts, en groeide het aantal plantages, vooral suiker, tot circa 100. Na de slavenopstand van 1763 had de kolonie het moeilijk. Dichter bij de monding werd een nieuw bestuurscentrum opgericht, Nieuw-Amsterdam, en een nieuw fort gebouwd. Begin 1800 werd Berbice en de buurkolonieēn Essequebo en Demerara door de Engelsen veroverd. In de 20-e eeuw werd het gebied onafhankelijk, het heet sindsdien Guyana.
Grote opstand In 1763 kwamen honderden slaafgemaakten in opstand tegen de planters en het gezag van de WIC. Onder leiding van Coffij van Lelienburg werden ongeveer 40 planters gedood en de rest verjaagd naar de benedenstroom van de Berbice. Coffij en zijn mannen, meest afkomstig uit Ghana (ook wel Kromanties genoemd), hadden het plan bedacht om zelf suiker te gaan verbouwen op de plantages aan de bovenstroom. En tamelijk bizar: de slaafgemaakten uit andere delen van Afrika moesten onder hun leiding op die plantages gaan werken. Die hadden daar niet veel zin in en verstopten zich in de bossen of sloten zich aan bij de overgebleven planters benedenstrooms. Er ontstond ruzie onder de opstandelingen die leidde tot een collectieve zelfmoord van Coffij en zijn familie, iets wat in de Afrikaanse traditie wel vaker is voorgekomen. Zijn opvolger Atta wist nog maanden stand te houden. Uiteindelijk konden verse Hollandse troepen de rebellen overmeesteren en werden de leiders op gruwelijke wijze ter dood gebracht.
De opstand had grote invloed op alle slavenkoloniēn in het Caribisch gebied. Planters en bestuurders waren voortdurend bang dat hun slaafgemaakten ook in opstand zouden komen. Dit leidde tot enige verbeteringen in de behandeling van slaafgemaakten.