Inheemsen

Inheemse oorlog  Van 1678-1685 woede er in Suriname  een oorlog tussen de inheemsen (Caraïben) en de kolonisten. De eerste tien jaar dat de Zeeuwen de macht van de Engelsen hadden overgenomen verliepen vrij dramatisch. De meeste Engelsen besloten het land te verlaten, met medenemen van hun spullen, slaven en kennis. Wat ze niet mee konden nemen staken zij in brand. Er braken epidemieën uit. Het aantal inwoners op de plantages daalde van ongeveer 1500 Europeanen in 1667 naar minder dan 300 en ongeveer 3000 slaven en inheemsen in 1684. 

De plantages op linkeroever van de Surinamerivier en de plantages aan de Parakreek werden in deze oorlog vrijwel allemaal vernield. Een fortje bij de monding van de Parakreek veranderde daar weinig aan, maar noordelijker bleven de plantages in takt. De Caraïben waren waarschijnlijk verbolgen over de niet-naleving van het verdrag met de Engelsen. Zij werden door de Zeeuwen niet erkend als grondeigenaren. Ook waren er tal van incidenten waarbij planters geweld tegen de inheemsen gebruikten. De Caraïben lieten zich niet dwingen om op de plantages te werken. Soms deden zij dat wel, maar als zij dan wat geld hadden ontvangen of gewoon geen zin meer hadden liepen ze weer weg: zij konden zich prima redden in het bos.

De inheemsen begonnen vanaf de tweede helft van 1678 een guerilla met gelijktijdige invallen op plantages aan de Perica, Commewijne, de Suriname en de Para. Er, Para. Suikermolens, rietvelden en kostgronden werden in brand werden gestoken en de planters en huisgenoten gedood. Steeds vaker lukte het de inheemsen om de tot slaafgemaakten aan hun kant te krijgen. In latere aanvallen hadden weggelopen slaafgemaakten zelfs de lead.  De oorlogssituatie duurde tot 1686, het jaar waarin gouverneur Van Aerssen van Sommelsdijck een vredesverdrag sloot met de Caraïben. Zij zouden nooit meer gedwongen op de plantages hoeven te werken. 

Zie hieronder een kaart met plantages  uit 1660 (Byam).

Inheemsen en Marrons Tijdens de tijd van de slavernij verspreiden de verschillende groepen Marrons zich langs de bovenloop van de rivieren over  het land. Zij kwamen op plaatsen te wonen waar ook al Inheemsen woonden of hadden gewoond. De binnenlandse Inheemsen, zoals de Trio en Wayana's, gingen door de opkomst van de Marrons steeds verder stroomopwaarts wonen. Soms leidde dit tot conflicten. Maar over het algemeen respecteerden de bewoners van het binnenland elkaar. De groepen leerden veel van elkaar. Zo leerden de Marrons veel over de planten, dieren en kruiden in het bos, die zij met hun Afrikaanse achtergrond niet kenden. De Marrons hadden op de plantages geleerd met hout te werken en gaven dat weer door aan de indianen. Ook op het gebied van de religies werd uitgewisseld: veel van de tegenwoordige Winti-goden van de Marrons hebben een inheemse oorsprong. Af en toe kregen Marrons een relatie met Inheemsen. De Inheemsen trouwden ook met leden van andere bevolkingsgroepen. Zo heef Desi Bouterse ook verre inheemse voorouders (naast Zeeuwse, Creoolse en Chinese).

inheemsen en marrons
Inheemsen en Marrons in Suriname 2021 (Wikipedia)

Inheemsen anno 2023 vormen een kleine minderheid in de Surinaamse samenleving. Omdat de meesten van hen ver in het binnenland wonen, waar nauwelijks werk of overheidsvoorzieningen zijn, is hun inkomen relatief laag. Hun leefgebieden worden bedreigd door goudzoekers en houtkappers omdat de Surinaamse overheid hun landrechten maar niet behoorlijk regelt. Blijkbaar wegen de inkomsten van goud- en houdconcessies voor de overheid zwaarder dan het welzijn van de inheemse bewoners.