Doorwerking, een lastig begrip
Wat zijn vandaag nog de gevolgen van de periode van slavernij in Suriname? Er zijn natuurlijk nog enkele zichtbare overblijfselen uit de tijd tussen 1650 en 1863/73 toen de slavernij werd afgeschaft. Maar de meeste sporen zijn niet fysiek, die hebben zich genesteld in de taal, de cultuur en in de hoofden van de nazaten van tot slaafgemaakten.
Zichtbare gevolgen Met enige moeite kun je nog de plantagestructuren langs de rivieren terugvinden. Je ziet - vanuit de lucht of het land - de kanalen en sluizen van de laaggelegen plantages aan de Commewijne en Suriname rivier. Maar de plantages zelf zijn verlaten of herverkaveld. Op dit moment zijn er geen actieve plantages meer over in het land. Als je doorzet kun je op veel plekken aan de hand van oude kaarten nog wel de onderbouw van plantagehuizen vinden, de neuten, en soms een waterreservoir of een oude stoompers voor het suikerriet. Hier en daar een graf van steen. De gebouwen zelf zijn verdwenen. Deels omdat zij van hout waren, ook omdat de overheid de planters voorschreef dat als zij de plantage verlieten (economische malaise) zij alles wat er stond moesten afbreken. Dat was bedoeld om te voorkomen dat vrijgemaakte slaven daar zouden blijven wonen en misschien iets tegen de witten zouden gaan ondernemen. Angst.
Forten Ook de belangrijkste fortificaties van weleer, voor zover in steen uitgevoerd, zijn er nog: Fort Zeelandia en Fort Nieuw Amsterdam. Andere forten en versterkingen, zoals het kamp Weltevreden (of Duivelshaven) aan de Cottica zijn er niet meer. Wel kun je met veel moeite nog wat zien van het kordonpad en enkele militaire posten op dat pad.
In Paramaribo staan er nog wel enkele gebouwen uit de slaventijd overeind. Zoals de Waag, het ministerie van Financiën, een paar kerken en huizen van rijke planters en deels het Paleis op het Plein.
Taal Nergens in de voormalige Nederlandse koloniën is de Nederlandse taal zo ingeburgerd als in Suriname. Bijna iedereen spreekt er het Surinaams Nederlands, een voor Nederlandstaligen goed te begrijpen unieke vorm van Nederlands. Het Surinaams Nederlands kent enkele duizenden woorden die niet in het ABN voorkomen, en andersom. Het Nederlands is er nog steeds de taal van de wetgever, de overheid en de scholen.
Heeft Suriname dan geen eigen taal? Jazeker, het Sranang, dat ook door vrijwel iedereen wordt gesproken. Deze creoolse taal is ontstaan in de slaventijd als een mix van vele Afrikaanse talen, Engels, Nederlands en Portugees. Maar ... vrijwel niemand schrijft in het Sranang, al bestaat er wel een grammatica en een schrijfwijze. Hieronder een bekend gedicht van de dichter Dobru.
Vroeger was het verboden om op school en in de wat betere kringen thuis Sranang te praten: de kinderen moesten Nederlands spreken. Onder veel creolen heerst nog steeds het gevoel dat het Sranang een brute volkstaal is, voor de arme niet-opgeleide mens, en dat gevoel is te zien als de doorwerking van de gedachten van de witte overheersers over het Sranang. De na 1863 gearriveerde Hindostanen en Javanen spreken ook Sranang, maar beschouwen die taal als de huistaal van de creolen. Zoals zij zelf thuis Maleis en Hindi spreken.
Veel Surinamers hebben Nederlandse achternamen: Bouterse, Slagveer, Venetiaan, Madretsma (Amsterdam achterstevoren) enzovoorts. Die kregen zij in 1863 van hun witte meesters. Voor die tijd hadden zij geen achternaam, alleen een vaak Hollandse voornaam: Pasop, Koffie, Maria of Johanna.
Wat opvalt is dat in het Surinaams Nederlands de 'gebiedende wijs' veelvuldig wordt gebruikt: "Breng dat ding voor me", "Zit", "Sta op". Je hebt niet veel fantasie nodig om je te realiseren dat de vroegere witte directeuren en plantageopzichters veelvuldig zo hun slaafgemaakten aanspraken.
Cultuur Van het vieren van het Sinterklaasfeest tot erwtensoep, van het eten van bakkeljauw (gedroogde en gezouten vis) tot de zondagse kerkgang is de Surinaamse cultuur doordrenkt met cultuurelementen van de Nederlanders kolonisten (en Engelsen en Fransen en Duitsers).
Één van de minst zichtbare gevolgen van de slavernij is het gevoel dat bij veel nazaten leeft: dat hun voorouders dom waren. Hoe was het anders mogelijk dat zij zich tot slaaf hadden laten maken, dat zij zich zo lieten vernederen, dat zij naar de witte overheersers opkeken. Dit moet een onverdraagbare gedachte zijn, die wellicht kan leiden tot een gevoel van schaamte en minderwaardigheid ten opzichte van hen die zich nooit tot slaaf hadden laten maken. Het is dan belangrijk te beseffen dat de tot slaafgemaakten altijd in verzet zijn geweest tegen hun meesters, soms lijdelijk en soms ook gewelddadig, zoals bijvoorbeeld de Surinaamse Marrons of de grote opstand in Berbice in 1763. En dat de overheersers de machtsverhoudingen alleen in stand konden houden dankzij de inzet van grof geweld in de vorm van zware lijfstraffen en militaire strafexpedities.