Fort Kijk Overal op een eiland bij de samenvloeïng van de Mazaruni, de Cajuni en de Essequibo, circa 100 km van de kust.
In 1621 zeilde de Zeeuw Aert van Groenewegen de Essequibo op en bouwde bij een handelspost een klein fort op het eilandje met de naam Kijk Overal. Kooplieden verhandelden daar goederen uit Nederland met de inheemsen uit de omgeving. Pogingen van de WIC om er kolonisten plantages te laten ontwikkelen mislukten in de jaren daarna. De Zeeuwse steden Middelburg, Vlissingen en Veere besloten in 1654, na de van van Brazilië, om dit project, onder de naam Nova Zeelandia, zelf ter hand te nemen, zodat zij een eigen kolonie in de West zouden bezitten: Suriname was immers vooral van de Amsterdammers. Zij zetten een grote campagne op en een groep joodse planters onder leiding van David Nassy, die uit Brazilië moesten vertrekken, had belangstelling en vertrok naar Nova Zeelandia. Goed beviel het hen blijkbaar niet, want na ruim een jaar vertrok de joodse gemeenschap al weer, nu naar Cayenne in het huidige Frans Guyana (waar zij ook snel hun biezen pakten om zich in Suriname te vestigen).
Omstreeks 1716 waren er een kleine 20 plantages in Essequibo. De Zeeuwen hadden te weinig middelen om de kolonie echt te ontwikkelen en deden de zaak over aan de WIC. Die bouwde in 1739 een nieuw fort op Vlaggeneiland, direct aan de monding van de Essequibo zodat ook de plantages dichter bij de kust konden worden beschermd tegen de veelvuldige Franse en Engelse aanvallen. Er waren toen 35 plantages met ongeveer drieduizend inwoners. Gouverneur Laurens Storm van s'Gravesande ontwikkelde nieuwe plantagegrond aan de buurrivier de Demarara en wist wist met mooie voorwaarden veel nieuwe kolonisten te bewegen naar de kolonie te verhuizen. Vooral veel Engelsen. In 1769 waren er 71 plantages aan de Essequibo en 206 aan de Demarara. De Zeeuwse rederijen Van den Helm Bodart en Spoors & Sprenger voorzagen de planters van geld door uitgifte van "negotien": verhandelbare leningen , een voorloper van onze huidige aandelen. De productie van suiker, katoen en vooral koffie nam in de jaren 1770 een enorme vlucht. Maar na de financiële crisis in Amsterdam van 1772-73 droogde de geldstroom op,
Toen Nederland onder Frans bewind kwam namen de Engelsen de kolonie in 1796 in. Na diverse schermutselingen werd in 1815 definitief bepaald dat Essequibo en Demarara Engels bezit zouden blijven.